zaterdag 8 november 2014

De spagaat van de leesbevorderaar

Het zal u niet verrassen: ook leesbevorderaars grijpen tegenwoordig sneller naar hun tablet dan naar een boek om informatie te zoeken. Tenzij de server platligt, zoals ons bij Stichting Lezen deze week overkwam. Het bleek een geluk bij een ongeluk, want nu kon ik eindelijk weer eens het archief induiken. Bij toeval stuitte ik op een tien jaar oud rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau, waarin gepoogd wordt om een zeer actuele vraag te beantwoorden. Beconcurreren media elkaar in hun gevecht om onze schaarse vrije tijd? Of zijn ze complementair, en schakelen we in één vloeiende lijn van een roman naar Twitter en weer terug?

Dat we gestaag minder zijn gaan lezen, lijdt geen twijfel. Sinds het eerste SCP-tijdsbestedingonderzoek, in 1975, is de leestijd vrijwel continu gekrompen. Een ontwikkeling die zo goed als samenvalt met onze omarming van de televisie en later het internet. Dat kan haast geen toeval zijn, roepen cultuurcritici dan. Deze media zijn de boosdoener van de benarde positie van het boek! Stel dat zij gelijk hebben, zo redeneren de onderzoekers, dan zouden media elkaar fundamenteel moeten uitsluiten. Een enthousiaste boekenlezer kan met andere woorden onmogelijk een fervente internetter zijn - en vice versa.

Het rapport leert dat de werkelijkheid er beduidend complexer uitziet. Naast enorme junks, die intensief Facebooken, voor alles een app om advies vragen, de tijd vinden om Koefnoen te kijken en dan ook nog de nieuwe Grunberg verslinden, heb je zogenaamde 'low users', die gematigd zijn met alle media. Maar zelfs bij de groepen die wel een uitgesproken voorkeur hebben, is er geen sprake van wezenlijke concurrentie. Zij zijn vaak gewoontedieren, die de media gebruiken die ze een leven lang gebruiken. Wie is groot geworden met een boek op de schommelstoel en een radiokast kwetterend op de achtergrond, houdt daaraan vast. Jong geleerd is oud gedaan, zo blijkt weer eens.

De conclusie luidt dan ook dat niet zozeer de media, als wel de generaties elkaar vervangen. Of dat de cultuurcritici geruststelt? Ik vrees het niet. Generaties versterven, en de toekomst van het lezen van papier wordt er dus niet minder somber op. Ondanks dat Stichting Lezen, samen met bibliotheek, boekhandel, onderwijs en kinderopvang, probeert om jongeren te voorzien van een fysieke leesomgeving, heeft de "leesbevordering niet kunnen voorkomen dat de ontlezing onverminderd doorzet." Hoogstens was "de teruggang mogelijk nog harder gegaan zonder bibliotheken en leesbevordering."

Toen ik dat las, moest ik wel even slikken. Is ons werk dan niet meer dan vechten tegen de bierkaai? Om vervolgens te verzuchten dat het er inderdaad alle schijn van heeft. Op borrels en bijeenkomsten krijg ik regelmatig de vraag wanneer wij dat schip eens gaan keren. Ik begin dan met een utopisch verhaal, over Babelse bibliotheken, literaire eruditie en lezen als pad naar wijsheid, moraal en spirituele verheffing. De realiteit dient zich stukken rauwer aan op het bord. Het is ons culturele ideaal versus het grootkapitaal. Tegenover onze 4,65 miljoen euro per jaar (het budget van Stichting Lezen en Kunst van Lezen opgeteld), staan de met miljarden gevulde oorlogskassen van de Apples en Googles van deze wereld.

Het is een positie die noopt tot bescheidenheid - en tot pragmatisch handelen. Dat is leesbevordering anno nu: vernuftig inspelen op de fundamentele veranderingen in boekenbranche en bibliotheekwereld. Zo wordt in het programma De Bibliotheek op school gewerkt aan een gedegen bibliotheek voor elke basisschool en middelbare school in Nederland. Bij bezuinigingen wordt daar vaak het eerst op beknibbeld. Absurd, want de nabijheid van boeken is cruciaal om kinderen aan het lezen te krijgen (en houden), en zo hun leesvaardigheid te vergroten. Bovendien: als de aanstormende generaties ergens in aanraking komen met papieren boeken, dan is wel op school.

Meedoen met De Bibliotheek op school vergt een forse investering - van de school en vaak ook van de gemeente. Er moet worden voorzien in een actuele, gevarieerde collectie (voor elke leerling wat wils), een aantrekkelijke presentatie (frontale covers in verrijdbare kasten), een kundige bibliothecaris (enthousiast, belezen én bijdetijds) en een pakket aan bewezen leesbevordering. Dat houdt in: regelmatig een kwartier vrij lezen, met de docent als het goede voorbeeld; boekgesprekken à la Chambers, met een open, spontaan en informeel karakter; en een eigen leesplan, met leerlingdoelstellingen op het gebied van leesplezier en leesvaardigheid.

Maar wat wil nu het geval? Sommige wethouders grijpen deelname aan als excuus om de openbare bibliotheek dan maar te sluiten. Een investering in de jeugd zet de volwassen bezoeker in zijn hemd. Dat is natuurlijk niet ons streven. Het is een onbedoeld en zeer onwelkom neveneffect, ingegeven door maatschappelijke ontwikkelingen op breder vlak (lees: overheidsbezuinigingen). Zie hier de spagaat van de leesbevorderaar: gevangen tussen ideaal en werkelijkheid. Of, zo u wilt, tussen bladspiegel en scherm, tussen voetnoot en hyperlink. Behalve als de server het een dagje begeeft, en we en masse terug worden geroepen naar ons vertrouwde (en geliefde) papieren boek.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten